Saksisch- en Boheems Zwitserland

“In einklang mit der Natur”, zoals de Duitsers het zo mooi kunnen zeggen. De onvervalste natuur en rust maakt het verblijf er zo aantrekkelijk. Om deze harmonie te behouden was er altijd al sprake van “zachte toerisme” in de Sächsische Schweiz nog voor dat het woord bestond. De hoge mate waarin het zandsteen erodeert maakt het landschap uniek maar verlangt ook om gekoesterd te worden.
Al meer dan 200 jaar komen natuur minnaars af op de schoonheid en de uniciteit van de Sächsische Schweiz. Om de rotsen, maar ook de zeldzame planten en dieren, te beschermen heeft het in 1990 de status van nationaalpark gekregen. Het in Tsjechië gelegen deel, de Böhmische Schweiz, volgde 10 jaar later. De oppervlaktes van deze twee nationaalparken zijn 93,5 respectievelijk 79 km2. Deze parken worden weer omsloten door een omvangrijk Landschaftsschutzgebiet. Al in 1956 is deze status toegekend om het behoud van de oorspronkelijkheid van de volledige omgeving, met een totaal oppervlakte van 287,5 en 250 km2, te waarborgen.

Kenmerkend zijn de tafelbergen die als torens in het landschap opdoemen en de grillige rotsformaties die in de meest bizarre vormen boven het sappige groen uitsteken. Zo ongewoon dat het lijkt alsof het landschap geschilderd is.

Onder het motto "natuur de natuur laten" zal zich wederom een bos ontwikkelen, zo wild en ondoordringbaar, als het vroeger was. De bossen zijn daardoor veelzijdig. In diverse gebieden is de karakteristieke levensomgeving al dermate hersteld dat zeldzame dieren er hun habitat vinden.

Specifiek voor het Elbsandsteingebirge is ook het “kelder klimaat”. Hierbij is het beneden kouder dan hoger gelegen delen.
Planten en dieren hebben zich optimaal aangepast. Zo vindt men in de diepste spelonken sparren die je verwacht in het middelgebergte.